Van duurzaamheid naar leefbaarheid

Prof.dr. H. Voogd

Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen

Rijksuniversiteit Groningen

 

Het gaat nog steeds niet de goede kant op met ons milieu. De biodiversiteit, de hoeveelheid soorten planten en dieren, gaat volgens de statistieken in ons land nog steeds achteruit. De uitstoot van broeikasgassen als NOx en CO2 is nog steeds veel hoger dan gewenst. Ook het ruimtegebruik van, al dan niet onder de noemer 'ecologisch' of 'duurzaam' gepresenteerde, stedelijke activiteiten zit nog stevig in de lift, zoals onlangs ook weer uit de presentatie van de 'Nieuwe Kaart van Nederland' is gebleken. Moeten we hierdoor wanhopig worden?

Er zijn inderdaad redenen om in paniek te raken. Immers, ons land wordt internationaal geroemd om haar 'uitgekiende' planningsystemen en vele buitenlandse experts zijn openlijk jaloers op de professionele en ook moedige wijze waarop Nederland vorm geeft aan haar milieu-en ruimtelijke ordeningsbeleid. Maar als ons kleine land, vol van regelgeving en nuchtere ambtenaren, adviseurs en politici, de milieudegradatie al niet kan stoppen, wat moet dat dan worden met de rest van de wereld?

Deze pessimistische kijk leert ons echter ook dat we misschien aan een herijking van ons eigen waardensysteem toe zijn. Zijn we thans niet veel te 'reactief' bezig om krampachtig achter maatschappelijke en ecologische waarden aan te hollen die valide zijn voor een maatschappij met een technologie en inwonertal van de 19e eeuw, maar die onhaalbaar zijn voor een maatschappij met een technologie en inwonertal van de 21e eeuw? Moeten we niet gewoon accepteren dat er altijd veranderingen zijn geweest en ook nog zullen komen, en dat we proberen om die veranderingen zo goed mogelijk te accepteren en erop te anticiperen? Anticiperen met integrale plannen, in plaats van achter de feiten aan te hollen en van Nederland één grote grijze nieuwbouwwijk te maken? Moeten we niet accepteren dat we keuzes maken over welke milieukwaliteiten we beslist willen behouden, in plaats van 'alles' proberen te behouden en daardoor 'niets' over te houden?

Het streven naar een duurzame ontwikkeling is als doelstelling lovenswaardig, maar verengt dit teveel niet onze kijk op de toekomst? Wie heeft de huidige generatie horen klagen over het feit dat vorige generaties - zeer onduurzaam dus - de veengronden hebben opgesoupeerd? Als onze voorouders dat niet zouden hebben gedaan, zou dat de economische ontwikkeling van ons land destijds niet geweldig hebben geschaad, en daardoor ook de generaties nadien hebben getroffen? Het wordt dan ook de hoogste tijd om het starre begrip 'duurzaamheid' te vervangen door het begrip 'leefbaarheid', want daar gaat het uiteindelijk om. Dit begrip biedt veel meer keuzemogelijkheden als oplossingen gezocht moeten worden wanneer verschillende claims op de ruimte met elkaar botsen. Het wordt voor de politiek echter niet gemakkelijker, want zij zullen altijd met de vraag geconfronteerd blijven: 'leefbaarheid, voor wie?'.

Groningen, mei 1997

(c) H. Voogd